zaterdag 28 december 2013

Leesverslag bij stromingsboek 1880-1940 "De Stille Kracht" van Louis Couperus

1.       Louis Couperus, “De stille kracht”
Wageningen, 1973, 1e filmeditie (1900)
206 pagina’s, exclusief foto’s

Psychologische roman

Samenvatting:
Het boek verhaalt over Otto van Oudijck, een hoge Nederlandse koloniale ambtenaar, die te maken krijgt met een zogenaamde ‘stille kracht’ die hem tegenwerkt. Ondanks hun militaire superioriteit kunnen de Nederlanders namelijk geen grip krijgen op de mysterieuze Javaanse cultuur en op het Javaanse verzet tegen de Nederlandse overheersing. Hoewel Otto in eerste instantie het bestaan van de ‘stille kracht’ niet onderkent voelt hij wel dat er iets mysterieus rondwaart op Java. Zo is hij heel ontvankelijk voor “den geheimzinnigen weemoed der Indische zeeën”. Otto krijgt nadat hij een pasar malam, een soort avondmarkt, op de verkeerde datum houdt en het geven van een offermaal voor het slaan van een nieuwe put verzuimt, te maken met mysterieuze gebeurtenissen. Zo bedriegt zijn tweede vrouw hem met zijn zoon uit zijn eerste huwelijk, breken glazen spontaan in kleine stukjes en wordt de Nederlandse buurt in Batavia opgeschrikt door mysterieus kindergehuil. Otto trekt zich uiteindelijk terug uit het koloniale leven, waarna hij toegeeft verslagen te zijn door de ‘stille kracht’. Tussen deze geheimzinnige gebeurtenissen door wordt het verhaal ook door andere personages verteld. Zo lees je hoe Leonie Van Oudijck (residentsvrouw) vreemdgaat met allerlei jongens uit het dorp, o.a. met Addy, een hersenloze jonge god en geliefde van Doddy (residentsdochter), en met Theo (residentszoon). Als Theo erachter komt dat Léonie met Addy gaat, wordt hij vreselijk kwaad en probeert te chanteren (met het feit dat de resident een niet-erkende zoon uit een ander huwelijk heeft). De derde verteller is Eva Eldersma, vrouw van de secretaris, die eigenlijk de rol van Léonie overneemt. Zij spreekt van een weemoed en een saaiheid die zij ervaart, omdat zij een Javaanse Hollander en een Hollandse Javaan is.

2.       Kenmerken van het naturalisme:
·         Seculier wereldbeeld, d.w.z. religie speelt geen rol:
In het hele boek wordt nergens een woord gesproken over religie: alleen over de Westerse cultuur en de Javaanse cultuur.
·         Nerveuze, zwakke en/of zieke hoofdpersoon:
De hoofdpersoon, Otto van Oudijck, wordt getroffen door een stille kracht die heerst op Java. Van nature een nuchtere, praktische man, gelooft hij hier niet in en werkt rustig door in zijn spookhuis. Totdat de onrust ook hem treft en hij zich stil en verslagen terugtrekt in een klein dorpje. “… hij voelde zich ziek, zijn ijver verslapte: een onverschilligheid, dof, kankerde in hem vast. […] Een zacht verwelken, verflauwen, wegsterven was in zijn ziel.”
·         Natuurlijke dialogen tegenover neologismen in de vertelling:
In dit boek wordt alles heel gedetailleerd beschreven en dan het liefst met heel veel natuurelementen. Bijvoorbeeld het meer dat beschreven wordt, de schoonheid van de residentsvrouw, het hutje van de buitenechtelijke zoon. Midden in deze beschrijvingen zitten opeens nieuwe woorden als “popperigheid”, “openwaaierden”, “fosforiserend” en “kruiphurken”.
·         Taboedoorbrekende seksualiteit:
Er wordt onomwonden gesproken van de relatie tussen zoon en stiefmoeder. Diezelfde stiefmoeder gaat ook met de liefde van haar schoondochter. Er wordt zelfs uitgebreid geschreven over de gedachten van deze vrouw hierover: “zij wilde zijn [Theo] type hebben naast het type van de Moorse verleider [Addy]. Zij wilde hen beiden: zij wilde proeven het verschil van hun beider manne-bekoring…” en “… zij metamorfoseerde zich onder die vlam, die van Addy over haar uitging, tot een jongere vrouw, levendiger in gezelschap, vrolijker, gevleid door de voortdurende hulde van die jonge man, waarop alle meisjes dol waren. En het was voor haar een genot zich zoveel mogelijk meester te maken van hem, tot spijt van al die meisjes…”
·         Ontnuchtering van personages:
Eva Eldersma is in het boek de vrouw van de secretaris, die de meeste belangrijke taken van de residentsvrouw op zich neemt. Zij komt uit een artistieke familie en was enigszins aangeslagen toen ze naar Indië moest. Eva leerde zichzelf van het land te houden en er de schoonheid van in te zien, maar ze valt in het vijfde hoofdstuk van haar roze wolkje: “Ik heb mij geleerd om in dit land het goede, het mooie te zien. Het was allemaal tevergeefs. Ik kan nu niet meer.” Ze merkt dat waar de hele maatschappij van Westerlingen in Indië om gaat, niets meer is dan “positie – geld – ontslag – pensioen – en terug, terug naar Europa.”
·         Geen oordelende verteller, die een objectieve houding aanneemt ten aanzien van de hoofdpersonen:
De verteller geeft geen vooruitwijzingen en is verder niet aanwezig. Alles wordt beschreven vanuit het perspectief van de (hoofd)personages. De personages zelf worden alleen beoordeeld door de andere personages en door zichzelf.
·         Veelvuldig gebruik van de vrije indirecte rede:
Er zijn korte stukjes in het boek waar er een conversatie beschreven wordt die letterlijk wordt aangehaald door de directe rede. Het overgrote deel van het boek is echter in de indirecte rede geschreven. Zo is heel deel IV van het derde hoofdstuk geschreven in de indirecte reden.
·         Veel aandacht voor het noodlot (dit is niet een bovennatuurlijke kracht, maar komt vanuit de mens zelf):
In het boek wordt Van Oudijck en zijn gezin geteisterd door een geheimzinnige kracht. Dit, en hoe Van Oudijck hiermee omgaat, wordt uitgebreid behandeld. Tevens wordt besproken hoe het vele werken, de situatie waarin zijn gezin zich bevindt en deze stille kracht leiden tot de aftreding van Van Oudijck.

Ik vind dat dit boek een zeer nauwkeurige weergave is van het naturalisme. Het voldoet aan alle kenmerken, sommige in iets mindere mate, maar ze zijn zeker herkenbaar terug te vinden.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten