Het laatste stukje. Die laatste paar meters, ik kan hier al
staan. Ik loop de zee uit, het land op. Twee hele dagen heb ik drijvend
doorgebracht, met niets meer dan mijn rugzak, drijvend op de ondoorgrondelijke
wateren van de Grote Oceaan. Ik was het zat. Thuis kan niemand, niemand in het
hele godganse land respecteren. Niks van niemand. Elkaars religie niet.
Jongeren de ouderen niet. Kinderen hun ouders niet. Waar moet het heen met de
wereld.
Dus heb ik gespaard. Maandenlang leefde ik praktisch op
brood en water. Na acht maanden had ik genoeg voor economy class enkele reis
naar Los Angeles. Toen we midden boven de Grote Oceaan waren, sprong ik. En nu,
nu ben ik hier.
Na een klein kwartiertje door het rijk begroeide bos, sta ik
plots op de meest waanzinnige open plek. De uitgestrekte vlakte is volgebouwd
met kleine, eenvoudige hutjes. Maar waar ik me het meest over verwonderde,
waren de mensen. Ik bedoel, het waren gewone mensen. In alle mogelijke kleuren.
En niet door elkaar, nee. De stad, zoals ik het maar moet noemen, was verdeeld
door kaarsrechte straten waardoor perfect vierkante wijken ontstonden in elk
een eigen kleur. Al deze gekleurde wijken lagen om de grootste wijk, het
middelste gebied met alleen maar kinderen. Elk kind was een waas van alle
kleuren van de regenboog. Ik liep naar het dichtstbijzijnde hutje waar een
blauwe man en blauwe vrouw aan het werk waren in een kleine moestuin.
"Pardon, kunt u mij helpen?". De man keek op en antwoordde:
"Sorry, ik denk dat u bij Muwat moet zijn". Bij het zien van mijn
verwarde blik voegde hij daaraan toe: "Ik wijs u wel even de weg".
Hij ging mij voor naar een andere wijk, de beige wijk die Muwat heette. Hij
stelde me voor aan Borei, wenste me goedendag en vertrok weer.
Voordat Borei sprak, gaf ze me een kom water om te wassen,
schone kleren en een goed bord eten. Toen ik klaar was met mijn overheerlijke
honingbrood, vroeg ik haar waar ik terecht gekomen was en hoe het kwam dat de
mensen zo gekleurd zijn. Borei vertelde: "Dit eiland is Zofari. Al
eeuwenlang wonen wij hier, maar er zijn nog nooit mensen van buitenaf geweest.
Al sinds mensenheugenis is iedereen hier gekleurd. Het is namelijk zo, dat bij
geboorte elk kind alle kleuren van de regenboog heeft, zij zijn de Solili. Tot
hun derde levensjaar blijven zij bij hun ouders. Daarna verhuizen ze naar de
Soliliwijk, in het midden van onze samenleving. Ze leren de basiskennis van
landbewerking en taal. Na nog drie jaren zijn ze volgroeid. Ze hebben dan één kleur
gekregen en verhuizen naar die wijk. Dit is de Muwatwijk, wij zijn de beige
gekleurde mensen. De kleur zorgt ervoor dat iedereen met dezelfde interesses,
hetzelfde geloof en dezelfde vaardigheden bij elkaar komt te wonen. Nu zou je
denken dat we daardoor in sommige dingen tekort schieten, maar we zijn nog
steeds een onderdeel van de Zofari: iedereen helpt elkaar. Dat we zo gescheiden
leven, levert alleen maar voordeel op: daar waar we elkaar nodig hebben, helpen
we, maar verder bemoeien we ons niet met elkaar zodat geschillen worden
vermeden”.
Ik was verbijsterd. De natuur had zich hier zó aangepast dat
men in vrede samen kon leven. Ik wist het zeker, hier was mijn plek.