Barokmuziek (1600-1760) kenmerkt zich door veel versieringen
in de muziek zoals trillingen, voorslagen en naslagen (de toon voor of na een
noot wordt heel kort gespeeld). Ook zijn het vaak adellijke dansnummers en
bedoeld voor uitvoering in adellijke kringen. Regelmatig hoor je opera’s met thema’s
uit de Griekse en Romeinse mythologie. De
muziekstukken zijn polyfonisch: ze hebben meerdere melodielijnen die onder
andere gevormd kunnen worden door canon (tegelijkertijd dezelfde melodie
spelen, maar het ene instrument zet één of meerdere maten later in). Het contrapunt
(de samenhang tussen de melodieën) is harmonisch, wat inhoudt dat het goed bij
elkaar past en niet voor wrijving zorgt.
Dit is een fragment uit Antonio Vivaldi’s “Quattro Stagioni”,
“L’inverno”. Het is een fragment in F-mineur. Je hoort vaak duidelijk twee
melodielijnen die heel harmonisch klinken. Verder zijn er heel veel
versieringen te horen.
Klassieke muziek wordt gebruikt als een synoniem voor alle
muziek die niet modern is en niet valt onder de populaire muziek. Het betekent
eigenlijk “muziek uit de tijd van het classicisme”.
Classicistische muziek (1730-1820) kenmerkt zich door, in
tegenstelling tot muziek uit de barok, homofonische muziekstukken, wat inhoudt
dat de muziek meerstemmig is, maar wel gezamenlijk één geheel vormt (dus niet
meerdere melodielijnen, maar een geheel van akkoorden). De melodie blijft wel
belangrijk. Verder wordt het in deze periode pas gebruikelijk om dynamiektekens
te noteren (hoe hard of hoe zacht je een stuk moet spelen). Bovendien hoort men
veel motiefherhalingen en bestaat de muziek uit relatief eenvoudige vormen.
Dit is een muziekstuk van Wolfgang Amadeus Mozart, “Alla
Turca”. Het stuk is in A-mineur en een duidelijk voorbeeld van een
classicistisch muziekstuk, want er is veel motiefherhaling. De begeleiding bestaat
uit akkoorden en niet uit een andere melodielijn. In het refrein zijn dit
gebroken akkoorden en in het couplet zijn het hele akkoorden.
De romantische muziek (1815-1910) kenmerkt zich door grote
contrasten. Er worden veel extreem snelle en extreem langzame stukken
gecomponeerd. Verder zijn er veel versnellingen en vertragingen
(accelerando/ritenuto) en is er veel verschil in dynamiek (crescendo en decrescendo).
De strijkinstrumenten zijn niet de enige instrumenten die de aandacht krijgen.
De muziekstukken zijn vaak homofoon. Romantische muziek komt voor in majeur (wat
vrolijk klinkt), maar vaker in mineur (wat droevig klinkt). Tot slot is de
romantische muziekstijl vaak chromatisch: er komen veel kruisen, mollen en
herstellingstekens in voor (dit verhoogt of verlaagt de noot met een halve toon
óf herstelt een noot van een kruis of mol) wat voor spanning zorgt.
Dit is een fragment uit Peter Ilyich Tchaikovsky’s ballet “the Swan Lake”, “Dance of the Swans”. Het is een fragment is G-mineur, waar veel extra
mollen in voorkomen. Je hoort zowel snaarinstrumenten als blaasinstrumenten als
strijkinstrumenten. Er is veel dynamiekwisseling en er komen veel vertragingen
in voor.
hoi annelore
BeantwoordenVerwijderenik vind dat je een heel goed stukje heb geschreven. je laat goed weten wat voor beeld jij erover hebt. groetjes irthe